Vier bijzondere rouwringen

Al zolang mensen hun overleden dierbaren eren, worden er sieraden gemaakt en gedragen als manier om hen te herdenken. Dit kunnen eenvoudige sieraden zijn met slechts alleen een naam, en/of sterfdatum, maar in vele gevallen ook ware kunstwerken, voorzien van onder andere portretten of symbolen en bezet met kostbare edelstenen of email.

Vanaf de late middeleeuwen tot aan het einde van de zeventiende eeuw is het Memento Mori sieraad in de mode. Een juweel, voorzien van beenderen, schedels of een geheel skelet, die de drager eraan herinnert dat het aardse leven slechts van tijdelijke aard is. In de loop van de achttiende eeuw zien we dit veranderen. In de periode van de rococo, worden ringen nog centraal bezet met een stukje geslepen bergkristal (zogenaamde Stuart Crystal, vernoemd naar het huis Stuart) waaronder een schedel. De scheen is opgebouwd uit asymmetrische cartouches die de naam, de sterfdatum en de leeftijd van de overledene tonen (lotnummer 5). Aan het einde van de 18e eeuw, onder invloed van de Verlichting en de latere Romantiek verandert dit. Schedels en skeletten worden vervangen door urnen, wenende dames, symbolische dieren en bloemen. De directe verwijzingen naar de dood worden in hun vormentaal verzacht.

Lotnummers 9  en 10 zijn hier goede voorbeelden van. Beide zijn markiesvormige ringen, daterend uit het laatste kwart van de 18e eeuw. De eerste ring (lotnummer 9) toont centraal een gouden monogram waaromheen in het latijn de tekst ‘Inspice et memento’, ‘Aanschouw en herinner’, waaromheen gevlochten haren. Het is een zeer directe verwijzing naar de te herinneren overledene. Haar vergaat niet en is om die reden zeer populair in het gebruik van rouwsieraden. De tweede ring (lotnummer 10) toont aan de voorzijde een met roosgeslepen bezette diamanten urn tegen een achtergrond van blauw email. De binnenkant van de ring laat achter glas geweven haren zien waaromheen de gegevens van de overledene zijn gegraveerd.

De laatste ring (lotnummer 11) dateert uit de eerste helft van de 19e eeuw. Ook hier zijn weer de haren van de overledene in verwerkt, maar nu in de vorm van een vergeet-me-nietje waarnaast de initialen MB.

Alle vier de rouwringen zijn kleine inkijkjes in het verleden. Ze verschaffen ons informatie over de overleden persoon, maar tonen ook in een bepaalde mate hoe men met het fenomeen ‘dood’ omging. Het zijn kleine persoonlijke vertellers van een microgeschiedenis. Een ‘lieux de memoire’ voor om de vinger.