Aldo van Eyck (1918–1999) staat bekend als een relatief autonome, soms onconventionele en door sommigen als rebels omschreven architect, die wellicht juist daarom invloed heeft uitgeoefend op de architectuur in de tweede helft van de 20e eeuw.
Na gewoond te hebben in respectievelijk Londen en Zürich, keerde hij samen met zijn vrouw Hannie, terug naar Nederland.
In Amsterdam vond Aldo werk bij de Dienst Publieke Werken waar hij verantwoordelijk werd voor het ontwerpen van openbare speelplaatsen voor kinderen. Internationale faam verwierf hij met zijn baanbrekende ontwerp voor het voormalige Burgerweeshuis in Amsterdam – Zuid.
In deze periode ontmoette hij Constant Nieuwenhuis, die hem introduceerde in de wereld van de andere COBRA-kunstenaars. Zijn moderne kunstcollectie die al werken van onder andere Miro, Picasso, Arp, Klee, Tanguy, Ernst en Kandinsky bevatte werd uitgebreid.
Naast schrijven over deze kunstenaars ontwierp hij ook tentoonstellingen voor verschillende musea.
In Zürich ontmoette Aldo Tristan Tzara, een verzamelaar van Afrikaanse en Oceanische kunst. Tzara was mede-organisator van de tentoonstelling l’Exposition d’art africain et océanien in 1930. Deze ontmoetingen introduceerden Aldo in niet-westerse kunst, wat mogelijk leidde tot zijn reizen naar Noord-Afrika waar hij, samen met Hannie en andere kunstenaars en architecten, een nieuwe wereld ontdekte.
Aldo van Eyck stierf in zijn huis in Loenen aan de Vecht tussen zijn zorgvuldig uitgezochte moderne,- en niet – Westerse kunst collectie. De collectie is altijd in het huis, bij de familie bewaard gebleven. Tot nu.